Georganiseerde drugsgerelateerde criminaliteit, drie jaar coronacrisis, de situatie in Oekraïne, de vluchtelingencrisis en toenemende cyberdreigingen waarmee bedrijven en organisaties te maken hebben. Meerdere complexe crises beïnvloeden de vitale infrastructuur, democratische rechtsorde en het welzijn van burgers. Grondstoffen worden schaarser, toeleveringsketens zijn verstoord en er zijn meer mensen op de vlucht dan ooit. Deze simultane dreiging vergt veel van bestuurders en publiek- en private organisaties in de crisisaanpak. Zes experts deelden eind november hun ervaringen, tips en tricks tijdens het seminar ‘Van klassieke rampenbestrijding naar moderne crisisbeheersing’, dat werd georganiseerd door SVDC.

Al bijna een decennium is het onrustig in het oosten van Oekraïne. In februari escaleerde de situatie ingrijpend, toen Rusland besloot militair in te grijpen in het buurland. De effecten daarvan zijn op mondiale schaal voelbaar. “De maatschappelijke en politieke stabiliteit, internationale rechtsorde en economische veiligheid worden ondermijnd”, vertelde Rob de Wijk, directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). “De nationale veiligheid is in het geding als er ontwrichting dreigt. In de Strategie Nationale Veiligheid uit 2019 zijn nationale en vitale veiligheidsbelangen benoemd. Ontwrichting is afhankelijk van de territoriale, fysieke, economische en ecologische veiligheid, sociale en politieke stabiliteit en internationale rechtsorde. De Oekraïnecrisis raakt meerdere van deze elementen.” De militaire operaties blijven voornamelijk beperkt tot het oosten van Oekraïne. Sinds april is sprake van consolidatie. De Wijk: “Het is ontzettend moeilijk in te schatten hoe het conflict verder zal verlopen. Het kan echt alle kanten op.”

Koude winter

In de eerste helft van 2022 kwam een grote stroom vluchtelingen uit Oekraïne op gang. Niet alleen naar veilige buurlanden zoals Polen, maar ook naar onder meer Nederland. Met een koude winter in aantocht, zal deze vluchtelingenstroom de komende maanden aanhouden. Volgens De Wijk wil Rusland hiermee het politieke en publieke draagvlak in Westerse landen beïnvloeden. “Oekraïne kent strenge winters met temperaturen tot diep onder het vriespunt. Er zullen dus nog veel mensen naar onder meer Nederland toekomen, terwijl de opvang van vluchtelingen hier momenteel al een grote uitdaging is.” De Wijk ziet ook maatschappelijke en politieke ontwrichting door hybride oorlogvoering vanuit Rusland. “Denk aan beïnvloeding van de opinie op sociale media, maar ook sabotage en heimelijke militaire acties. Waar zeer stringente maatregelen gelden voor onze vitale infrastructuur op land, zijn windmolens en passieve waterstoffabrieken op de Noordzee kwetsbaar. Wat zijn de gevolgen voor de digitale infrastructuur als in internationale wateren kabels worden doorgeknipt? Zijn dergelijke aanvallen voorzien en scenario’s met maatregelen opgesteld, zeker als het conflict verder escaleert?”

De Oekraïnecrisis treft ook de economie hard. Sancties en prijsstijgingen van grondstoffen en landbouwproducten zorgen voor inflatie en recessie; internationale toeleveringsketens zijn verstoord. De Wijk: “De hightech industrie kan niet zonder bepaalde grondstoffen en componenten. Er is bijvoorbeeld wereldwijd maar een klein aantal bedrijven dat geavanceerde chips kan maken. Maar die bedrijven moeten daarvoor wel de beschikking hebben over bepaalde grondstoffen. Als hun toeleveranciers die grondstoffen niet kunnen krijgen, kunnen die chips niet worden geproduceerd. Dat heeft weer gevolgen voor andere fabrikanten van onder meer machines. Voor deze fabrikanten heeft het geen zin om machines te maken zonder chips. Bepaalde grondstoffen komen uit mijnen in Congo, die eigendom zijn van China. Dat land heeft dus grip op grondstoffen die nodig zijn voor de hightech industrie zoals halfgeleiders of chips en kan een kant kiezen in het conflict. Om hiervoor minder kwetsbaar te zijn, zal moeten worden gezocht naar alternatieven zoals nieuwe mijnen of het gebruik van andere materialen.”

Vluchtelingenopvang

Als gevolg van de Oekraïnecrisis is het totaal aantal vluchtelingen gestegen tot meer dan honderd miljoen. Wereldwijd is één op de 78 personen op de vlucht. “Dat maakt de noodzaak voor duurzame oplossingen voor vluchtelingen acuut”, stelde Heleen van den Berg, clustermanager Nationale Hulp bij het Nederlandse Rode Kruis. Het Rode Kruis helpt overal ter wereld slachtoffers van (burger)oorlogen en acteert als neutrale tussenpersoon bij gewapende conflicten. De zeven grondbeginselen van het Rode Kruis zijn menslievendheid, onpartijdigheid, neutraliteit, onafhankelijkheid, vrijwilligheid, eenheid en algemeenheid. Het uitgangspunt is dat mensen in grote nood moeten worden geholpen, zonder dat nationaliteit, politieke mening of religie daarbij een rol spelen. “Mensen vluchten onder andere vanwege conflicten en geweld, crises- en noodsituaties, vervolging en schendingen van mensenrechten, armoede en werkloosheid, een tekort aan basislevensbehoeften en voedselonveiligheid. De meest kwetsbare mensen vluchten dikwijls vanwege een combinatie van factoren.”

Het Rode Kruis is gevestigd in 192 landen. Het in 1867 opgerichte Nederlandse Rode Kruis telt 91 afdelingen. Die zijn verdeeld over 23 districten, die geografisch vergelijkbaar zijn met de veiligheidsregio’s. Bij de Nederlandse organisatie werken vijftienduizend vrijwilligers en vijfhonderd beroepskrachten. Van den Berg: “Bij de opvang van vluchtelingen wordt gewerkt met de Humanitaire Sphere standaarden uit 1997. Deze minimum standaarden voor goede hulpverlening zien onder meer toe op het aantal vierkante meter per vluchteling, het aantal douches per opvanglocatie en tips voor de bescherming van kwetsbare personen. We merken regelmatig dat deze standaarden niet bekend zijn bij bijvoorbeeld gemeenten.” Als gevolg van de drukte bij opvanglocaties moesten deze zomer regelmatig mensen noodgedwongen in de buitenlucht slapen. Ook bij het Rode Kruis kwamen verzoeken binnen om tijdelijk tenten te plaatsen, maar Van den Berg benadrukt dat opvang in tenten niet veilig is. “We moeten opvang in tenten ook niet willen. Zeker niet als er elders wel voldoende opvanglocaties beschikbaar zijn die geopend zouden kunnen worden.”

Structureel

De opvang van vluchtelingen uit Oekraïne is inmiddels geen ‘flitscrisis’ meer. Van den Berg: “De afgelopen jaren hebben we te maken gehad met verschillende crises. Dat betekent dat je ook anders moet organiseren: we moeten continu een crisis kunnen opvangen. Het Rode Kruis neemt ieder hulpverzoek van de overheid in tijden van crisis in overweging. Onze aanpak is wel meer structureel geworden ten opzichte van 2015. De gesprekken met de overheid zijn anders geworden en we werken goed samen met andere partijen zoals Vluchtelingenwerk, Artsen zonder Grenzen en het Leger des Heils. Een belangrijke geleerde les is ook dat we niet meer uit het proces stappen, maar het basisproces behouden om te kunnen opschalen in crisistijd. Om uit de opvangcrisis te komen, is het noodzakelijk om voldoende humane opvangplekken te realiseren, ook voor langdurige opvang en bewoning. Om uit de crisis te blijven, moet worden gezorgd voor een stabiel en wendbaar opvangstelsel met voldoende buffercapaciteit om pieken in de vluchtelingeninstroom aan te kunnen. Ook moet vroegtijdig de opvangcapaciteit kunnen worden opgeschaald indien dit nodig blijkt uit monitoring en prognoses.”

Coronacrisis

Tijdens de coronacrisis moest de GGD voortdurend in de tiende versnelling werken. Jacqueline Baardman, directeur Publieke Gezondheid bij de GGD Noord- en Oost Gelderland, blikte terug op de impact die dat heeft gehad en nog steeds heeft op de organisatie. “De 25 GGD-en in Nederland stonden als regionale publieke dienstverleners altijd een beetje in de luwte. De organisaties, allemaal met hun eigen werkwijzen en processen, moesten in korte tijd inspelen op de sterke centralisering met landelijke besluitvorming bij de bestrijding van het coronavirus. Denk aan eenheid in bron- en contactonderzoeken. Daartoe bestonden op dat moment geen duidelijke plannen. De grote behoefte vanuit het Rijk om te sturen op basis van output van de GGD, maakte overleg en afstemming tussen de 25 GGD-en noodzakelijk. Dat gebeurde onder meer via de landelijke koepelorganisatie. De reguliere aansturingslijnen op regionaal niveau stonden grotendeels buitenspel. Vanuit het ministerie werd de centrale sturing voortvarend opgepakt, met wekelijks overleg en continu afstemming. Toch ging niet alles goed. Er werden dingen gecommuniceerd die wij als GGD-en nog niet konden uitvoeren. Daardoor voldeden we niet altijd aan de verwachtingen en boze reacties van burgers hadden veel impact op onze medewerkers.”

De langdurige buitengewone inzet van personeel de afgelopen 2,5 jaar heeft veel gevergd van de organisatie. Jacqueline Baardman: “De gevraagde inzetcapaciteit vertoonde grote schommelingen en voorspellingen en geplande scenario’s kwamen niet altijd uit. We moesten snel kunnen opschalen, maar ook afschalen. Als een verwachte piek in het aantal besmettingen uitbleef, had dat gevolgen voor de personele capaciteit. In de praktijk bleek er weinig zicht te zijn op de vraagontwikkeling voor de nabije toekomst. Het opschalen van de capaciteit kost tijd, maar vanuit de maatschappij is daar weinig begrip voor.”

Zwart scenario

De coronacrisis onderstreept volgens de directeur Publieke Gezondheid het belang van preventie om mensen uit zorginstellingen te houden. “Hoeveel druk kan de zorgsector aan? Wanneer dreigt een ‘zwart scenario’ in ziekenhuizen? We zijn met de neus op de feiten gedrukt. De laatste jaren is bedroevend weinig geïnvesteerd in preventie. Door coronamaatregelen zijn reguliere werkzaamheden gedeeltelijk stilgevallen. Alles stond in het teken van corona: de ‘covid-organisatie’ was vier keer zo groot als de reguliere GGD. Er werden nieuwe kantoren en veel tijdelijke locaties geopend in de regio. Medewerkers maakten zich zorgen over het uitstellen van hun reguliere werk. Tegelijkertijd is er veel opgebouwd in korte tijd. Iedereen heeft de handen ineen geslagen en is er zo optimaal mogelijk voor gegaan.”

Hoop

Wat is er geleerd uit de aanpak van de coronacrisis, is Nederland voldoende voorbereid op een nieuwe golf van besmettingen? “Er lijkt weinig aan de hand. Er gelden geen beperkende maatregelen meer en de IC-afdelingen zijn niet meer overbelast. Toch varen we vooral in de mist. De verdrongen zorg is niet ingehaald en het ziekteverzuim is hoog. Het draagvlak voor nieuwe maatregelen is zeer laag”, sprak Wim Schellekens, voormalig huisarts, ziekenhuisbestuurder, hoofdinspecteur IGZ en lid van het voormalig Red Team. “Een crisis komt onverwacht, is potentieel (zeer) bedreigend en gaat gepaard met onzekerheid. Informatie ontbreekt en/of is tegenstrijdig, terwijl complexe situaties snelle besluiten vergen. In de maanden na de eerste golf in 2020 is er nauwelijks geëvalueerd. Ook nu nog zijn er geen lessen geleerd. Er wordt gehoopt dat de crisis voorbij is. Deze zomer was de hoop dat het aantal besmettingen laag zou blijven en momenteel wordt gehoopt dat er komende winter geen nieuwe besmettingsgolf zal komen. Maar hoop is geen beleid.”

Volgens Schellekens moet om voorbereid te zijn op een mogelijke nieuwe variant van covid-19 of een vergelijkbaar virus vooral worden ingezet op het voorkomen van besmettingen. “Bij de aanpak van een volgende epidemie speelt communicatie een grote rol. Het vertrouwen en draagvlak moeten worden hersteld. Zorg er met een heldere strategie voor dat het aantal besmettingen wordt ingedamd. Indien er een lockdown moet komen, moet deze snel, krachtig en kort zijn. Maak middels een routekaart het beleid inzichtelijk en voorspelbaar.”

Ransomware

De gemeente Buren werd op 1 april getroffen door een ransomware-aanval. De criminelen wisten data te stelen en plaatsten als bewijs daarvan online een set van 128 gigabyte. “De aanvallers beweerden 5 terabyte aan data van de gemeente in hun bezit te hebben. Dat betroffen onder meer contracten, financiële informatie, databases en informatie over medewerkers. Achteraf bleek uit onderzoek dat de ransomware-aanval kon ontstaan doordat de criminelen toegang hebben verkregen door misbruik te maken van inloggegevens van een leverancier. Omdat tweefactorauthenticatie op dit account ontbrak, konden de hackers binnendringen in de ICT-omgeving van de gemeente”, vertelde Marcel van Oirschot, commercieel directeur bij Hunt & Hackett, het bedrijf dat de gemeente bijstond na de aanval.

Computervirussen bestaan al lange tijd: reeds in 1989 was er een virus dat computers gijzelde en om losgeld vroeg. Van Oirschot: “Aanvankelijk was er sprake van relatief eenvoudige ‘scareware’. Vrijwel altijd werd vooral angst aangejaagd, terwijl de aanval weinig schade kon aanrichten. De criminelen verdienden er echter wel geld mee. In 2013 verscheen de eerste cryptolocker. Cybercrime werd een bedrijfsmodel, waarbij criminelen malware ontwikkelen en verkopen aan andere criminelen. Die kopen de malware kant-en-klaar in. Deze vorm van vraag en aanbod is in enkele jaren tijd explosief gegroeid. De ontwikkelaars lopen weinig risico en verdienen er geld mee. Het model is makkelijk kopieerbaar.”

Voorbereiding

Om adequaat te kunnen reageren op een cyberaanval, is een goede voorbereiding onmisbaar. Van Oirschot: “Het kan iedereen overkomen, ook bedrijven die gespecialiseerd zijn in cybersecurity en het detecteren en onderzoeken van digitale aanvallen. Ook de criminelen bereiden hun aanvallen voor, voordat ze echt toeslaan. Achteraf blijkt dat de eerste aanvallen bij de gemeente Buren al maanden eerder plaatsvonden. Eenmaal binnen konden de aanvallers bewegen door het netwerk met een intern administrator account. De installatie van malafide software bleef onopgemerkt en er werd niet gereageerd op anti-virus meldingen. De extractie van data vond plaats vanaf een bestandserver.” Volgens Van Oirschot hebben aanvallers zo’n negentig tot honderd dagen nodig voor het succesvol uitrollen van een ransomwareaanval. “Net als bij een ramkraak op een juwelierszaak wordt eerst een voorverkenning uitgevoerd en de omgeving gescand. Het detecteren van dat proces kan veel voorkomen.”

Zodra de feitelijke aanval eenmaal in gang is gezet, wordt flink druk uitgevoerd op het slachtoffer om toch vooral te betalen. De criminelen bieden gedurende korte tijd de mogelijkheid om gegevens terug te kopen. Om hun eis kracht bij te zetten, wordt dikwijls een deel van de data online geplaatst en wordt gedreigd al na een week alle data te publiceren. Van Oirschot: “Als organisatie moet je afwegen of je wel of niet wilt betalen, met het risico dat dossiers met gevoelige gegevens over burgers online komen. Ook dreigen de criminelen vaak een website plat te leggen als niet wordt betaald. Dat betekent dat vanaf dat moment geen klanten kunnen worden geholpen.” Datadiefstal moet worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Van Oirschot adviseert om niet naar de buitenwereld te communiceren dat de impact van de aanval beperkt is en dat er ‘slechts enkele documenten’ zijn gestolen. “Hackers stelen nooit maar enkele documenten. Zeg dan liever dat bepaalde informatie over de aanval nog niet bekend is. Laat geen IT-ers met de media spreken, maar medewerkers van de afdelingen legal of communicatie.”

Een goede voorbereiding betekent ook dat contactgegevens van betrokken teamleden offline beschikbaar zijn. Van Oirschot: “Als het netwerk plat ligt, zijn telefoonlijsten evenmin oproepbaar. Het zal in de praktijk maar zelden voorkomen dat medewerkers elkaars mobiele telefoonnummers en e-mailadressen uit hun hoofd kennen. Weet ook welke afspraken precies zijn gemaakt met derden. Uiteraard heeft het de voorkeur om incidenten te voorkomen. Sterke wachtwoorden en tweefactorauthenticatie zijn onmisbaar. Creëer security awareness in de organisatie en oefen de omgang met cyberincidenten en dataherstel in de dagelijkse praktijk. Werken backup-bestanden? Bedenk dat je aan alleen data weinig hebt zonder omgeving om hiermee te kunnen werken. Je hoeft niet de beste te zijn op het gebied van cybersecurity, maar wel beter dan de buren. Bij een woninginbraak lopen inbrekers liever door als er een hond is of het licht aangaat. Dat is in de digitale wereld net zo.”

Martelkamer

Roosendaal is de zesde grootste gemeente in de provincie Noord-Brabant, maar de tweede op het gebied van criminaliteit na Helmond. Veel van de criminaliteit is gerelateerd aan drugs. Roosendaal ligt centraal tussen de logistieke knooppunten Rotterdam en Antwerpen en dat heeft voor- en nadelen. Criminelen zetten grote bedragen om met drugs en deinzen er niet voor terug om met extreme middelen hun opbrengsten te verdedigen. Dat bleek in 2019, toen in de gemeente een soort gevangenis met zes geluidsdichte cellen en een martelkamer in een loods en containers werd aangetroffen. “Surrealistisch en huiveringwekkend dat dit plaatsvond binnen onze gemeentegrenzen”, blikte burgemeester van Roosendaal Han van Midden terug. “Er werden tijdens grootschalige acties meerdere aanhoudingen verricht voor ontvoering, gijzeling, zware mishandeling en afpersing. Ook werden vuurwapens en voertuigen in beslag genomen. Voorkomen is altijd beter dan genezen, maar was deze enorme operatie van de politie achteraf effectief? Is hierdoor daadwerkelijk een groot crimineel netwerk uitgeschakeld? De nadruk ligt sterk op handhaving en repressie, terwijl veel middelen zijn weggehaald om criminaliteit te voorkomen.”

Gouden roltrap

Een belangrijk aandachtspunt bij criminaliteitspreventie zijn volgens de burgemeester jongeren, voor wie criminaliteit aantrekkelijk kan lijken. “Criminaliteit is voor hen als het ware een gouden roltrap. Een roltrap biedt comfort en gaat maar één kant op. Als je er eenmaal op staat, is het niet eenvoudig om er af te stappen. Het kost energie om tegen de richting in te lopen. Tegen de tijd dat jongeren beseffen dat zij in de criminaliteit zijn beland, is het complex voor hen om weer uit die wereld te komen.”

Om hierin verandering te brengen, is de gemeente het gesprek aangegaan met jongeren. Han van Midden: “Daarvan hebben we veel geleerd. De jongeren gaven bijvoorbeeld aan het gevoel te hebben steeds te worden aangehouden door de politie, ook als daar niet direct aanleiding toe is. Anderzijds was het juist opzienbarend dat de jongeren vertelden dat er duidelijk grenzen moeten worden getrokken. Zij gaven aan dat de politie vaak niet optreedt en dan te willen kijken tot hoe ver ze kunnen gaan. De politie voert een beleid om te deëscaleren, maar dat is niet altijd effectief. Dergelijke eerlijke gesprekken zijn waardevoller gebleken dan welke sancties ook. In plaats van alleen te straffen, moeten we proberen te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden.”

Tekst: Robert van Daesdonk
BEVEILIGING december 2022